De Meelstreep
Het boek De Meelstreep van historicus Martin Bossenbroek is het resultaat van een omvangrijke studie naar de terugkeer en opvang van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. In 1998 wordt de tijdelijke Stichting Onderzoek Terugkeer en Opvang (SOTO) opgericht om onderzoek te doen naar deze opvang en terugkeer van Joden, Indische Nederlanders, Sinti en Roma, Jehova’s getuigen, verzetsstrijders, gedwongen tewerkgestelden, krijgsgevangenen en zeevarenden. De Meelstreep is het samenvattende werk op basis van vijftig deelstudies en is op 2 november 2001 verschenen.
Oorlogsgetroffenen zijn ook de Indische Nederlanders. Hieronder vallen de Molukse KNIL-militairen.
Het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger
Als het KNIL op 20 juli 1950 wordt opgeheven bestaat het, onder andere, uit bijna 4.000 Molukse militairen. Omdat ze zij aan zij hebben gevochten met de Nederlanders tegen de Indonesiërs, voelen ze zich na de Indonesische onafhankelijkheid niet meer veilig. Daarom trekken alle Molukse militairen en 350 burgers met hun gezinnen, in totaal 12.500 personen, tussen februari en juni 1951 naar Nederland.
Een verrassing in Nederland
Bossenbroek beschrijft welke verrassing in Nederland op hun wachtte:
'Het eerste contingent arriveerde op 22 maart met de Kota Inten in Rotterdam. De militairen werden er opgewacht door luitenant-generaal D.C. Buurman van Vreeden, de oud-commandant van het KNIL. Dat leek een waardige ontvangst, totdat hij duidelijk maakte dat ze per direct werden ontslagen. De verrassing was compleet en onaangenaam. Hoewel de legerorder van 2 februari 1951 melding had gemaakt van de mogelijkheid tot ontslag, had niemand van hen daarmee serieus rekening gehouden. Voor de volgende contingenten was de verrassing minder compleet, maar niet minder aangenaam.'
Het ontslag van de Molukse KNIL-militairen is een van de eisen die Indonesië aan Nederland heeft gesteld op het moment dat Nederland de Molukse militairen naar Nederland wil halen. Met het ontslag raken de Molukse KNIL-militairen niet alleen gedemilitariseerd maar verliezen ze ook hun identiteit. Ze missen hun werkkring, militaire rang en houvast in de Nederlandse samenleving. Ook krijgen ze geen pensioen maar slechts een klein eenmalig bedrag.
De hoop op een terugkeer vervaagt
De hoop van de Molukkers is gevestigd op terugkeer naar hun eilandengroep. Het beleid van de Nederlandse overheid is niet gericht op integratie maar op isolement. Ze worden ondergebracht in woonoorden verspreid over het land. Ook komen ze terecht in de voormalige concentratiekampen Westerbork en Vught. Met de tijd verdwijnt de hoop tot terugkeer en krijgt bitterheid de overhand.
De afbeelding is de cover van het boek dat is in te zien op het Stadsarchief Rotterdam. Bossenbroek, M.P. (2001), De Meelstreep: terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog. Amsterdam, Nederland: Bert Bakker. De titel verwijst naar de streep van gestrooid meel in de Zeeuws-Vlaamse grensplaats Eede waar koningin Wilhelmina op 13 maart 1945 symbolisch overheen stapt en zo terugkeert op Nederlandse bodem.