De bron
Deze kaart toont het stroomgebied van de Rotte omtrent 1750, gemaakt door amateurtekenaar, auteur en dichter Jacob Kortebrant. Zoals te lezen rechtsonder is de kaart een geschenk aan Jacob's vriend en meester, "den heere Dirk Smits".
Links in het rood is de Rotterdamse stadsdriehoek te zien.
Van natte weilanden naar grote meren
In de vroege middeleeuwen bestaat het gebied rondom Rotterdam voornamelijk uit natte weilanden en moerassige gebieden. Dit verandert in de late middeleeuwen. Doordat Rotterdam zich steeds verder ontwikkelt als middeleeuwse stad heeft het meer brandstof nodig. Zo groeit de winning van veen in het gebied rondom Rotterdam. Gedroogd veen, ook wel turf genaamd, wordt namelijk als brandstof gebruikt. Veen wordt gevormd door afgestorven planten in moerassen en blijft bewaard onder natte en zuurstofarme omstandigheden. Door de winning van veen verandert het landschap van natte weilanden in grote meren en plassen.
Gevaar voor overstromingen
Doordat het veen uit de omliggende gebieden rond Rotterdam gewonnen wordt, krijgt het water vrij spel. Zoals te zien is op de kaart is het landschap rond 1750 in één groot plassengebied veranderd. Dit zorgt op zijn beurt weer voor een groot gevaar voor overstromingen. Bij hevige regenval of flinke stormen worden de dunne kades doorbroken en boerderijen vernietigd. Het gevaar drijgt ook voor Rotterdam zelf. Daarom investeren de Staten van Holland vanaf eind 18e eeuw in het droogmaken van de veenplassen.
Droogmakerij
Het droogmaken is eind 18e eeuw niet iets nieuws in Nederland. De oudste Hollandse droogmakerijen stammen al uit de vroege 16e eeuw. Bij het droogmaken van plassen en meren wordt er gebruik gemaakt van sterke kades, windmolens en lange watergangen. Ingenieurs meten het land op en delen de gebieden in kleinere poldervlakken op zodat deze makkelijker te bemalen en omdijken zijn.
Naast dat droogmakerij het gevaar voor overstromingen verkleint, zorgt het ook voor meer landbouwoppervlakte.