Bron
Het Oost-Indisch Huis/Vrij Entrepôt aan de Boompjes op 6 februari 1932.
In het vooroorlogse Rotterdam is het Oost-Indisch Huis één van de meest prominente gebouwen aan de Boompjes. Oorspronkelijk dient het als kantoor en pakhuis van de Rotterdamse Kamer van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC). In de loop der jaren wordt het complex verschillende keren uitgebreid. Aan de achterzijde grenst het aan de Scheepmakershaven. Na opheffing van de VOC in 1798 krijgt het een nieuwe functie als Rijks Entrepotgebouw.
Een gebouw voor de VOC
Iedere Kamer van de VOC beschikt over meerdere gebouwen in de stad, waaronder een Oost-Indisch Huis. Dit huis heeft een aantal functies. Het is allereerst een plek waar de vergaderingen van de lokale bewindhebbers gehouden worden. Daarnaast is er een verkooplokaal waar veilingen worden gehouden en magazijnen voor de opslag van handelswaar en goederen. Naast een Oost-Indisch Huis beschikken de meest VOC-Kamers over een werf voor de bouw en reparatie van schepen en een lijnbaan waar touwen geslagen worden.
Geschikte locatie
Het is onbekend waar de bewindhebbers van de VOC-Kamer Rotterdam de eerste jaren na de oprichting van de compagnie vergaderen. Tussen 1623 en 1699 is een complex in gebruik dat in de loop der jaren steeds iets uitgebreid wordt en gesitueerd is in de omgeving Vischsteeg (in de volksmond de ‘Oostindische Steeg’), Wijnhaven, Scheepmakershaven en de Punt. Eind zeventiende eeuw besluit men op zoek te gaan naar een geschikte locatie voor nieuwbouw omdat het VOC-complex aan de Wijnstraat steeds bouwvalliger wordt. Het oog van de bewindhebbers valt dan op een terrein tussen Boompje en Scheepmakershaven. Het gaat om de plek waar tot voor kort de VOC-werf heeft gelegen. De op deze plek gevestigde particuliere scheepswerven moeten vertrekken naar de pas gegraven Zalmhaven.
Inrichting
Het nieuwe hoofdgebouw van het Oost-Indisch Huis is twintig meter hoog en heeft een gevelbreedte van bijna zestig meter. Het bestaat uit een souterrain, een verhoogde bel-etage, drie verdiepingen en een kapverdieping. De entree van het gebouw ligt aan de Boompjes en biedt toegang tot de hal, de vergaderruimte, het verkooplokaal en kantoren aan weerszijden van het trappenhuis. Aan beide zijden staan twee pakhuizen die aan de voorzijden verbonden zijn met het hoofdgebouw door twee lage toegangspoorten. De pakhuizen en zolders zijn ingericht voor verschillende goederen zoals porselein, foelie, kaneel, hout en koffie. Aan de achterzijde bij de Scheepmakershaven is in 1761 een extra pakhuis gebouwd. Zo is een vierzijdig complex ontstaan rond een binnenplaats die bereikbaar is via de twee poorten naast het hoofdgebouw.
Een andere bestemming voor het pand
Het Oost-Indisch Huis gaat na opheffing van de voc in 1798 over in andere handen. Onder Frans bestuur (1794-1814) krijgt het de functie van Entrepotgebouw. Na het vertrek van de Fransen wordt het als Vrij Entrepot ingericht; een locatie waar iedereen zijn goederen vrij van rechten kan opslaan bij overzeese in- of uitvoer. In de twintigste eeuw houdt gemeenteraadslid en architect J. Vertheul, groot voorvechter van de schoonheid en het behoud van historische bouwwerken in de stad, verschillende pleidooien om het pand zo veel mogelijk in oorspronkelijk staat te behouden. Plannen om de Marinierskazerne in het voormalige Oostindisch Huis onder te brengen weet hij met succes te dwarsbomen. Het bombardement van 14 mei 1940 maakt een definitief einde zijn strijd tegen de onzorgvuldige omgang met historische bouwwerken in de stad.