010
Bron

Nederlandse Opstand

Tijdens de Nederlandse Opstand, oftewel de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648) komen de Nederlandse gewesten in verzet tegen hun landsheer, die tevens de koning van Spanje is, Filips II. Sinds 1555 is Filips II landsheer van de Nederlanden en hij probeert steeds meer macht te vergaren door de zelfstandige gewesten tot een eenheid te maken met overal dezelfde wetten en belastingen. Hij benoemt ambtenaren ten koste van Nederlandse edellieden op belangrijke functies in het landsbestuur. Daarnaast verbiedt hij niet-katholieken hun geloof te belijden.

Smeekschrift van de gueux

Een grote groep edelen tracht een einde te maken aan deze geloofsvervolging. Ook willen zij hun eigen positie in het landsbestuur behouden. Ongeveer tweehonderd edelen overhandigen in 1566 een smeekschrift aan Margaretha van Parma, de halfzus van Filips en sinds 1559 de landvoogdes. Zij verzoeken om godsdienstige verdraagzaamheid en opschorting van de vervolgingen. Volgens de overlevering zou een adviseur toen gezegd hebben dat de adellijke mannen slechts “gueux” (bedelaars) zijn en sindsdien bestaat het woord geuzen als erenaam voor de Nederlandse edellieden die tegen de Spaanse koning strijden.

Willem van Oranje

Willem van Oranje is een van de invloedrijkste edellieden en wordt de belangrijkste woordvoerder van de adellijke oppositiepartij. Sinds 1567 is de hertog van Alva de nieuwe landvoogd die met harde hand de onlusten bestijdt. Willem van Oranje organiseert verschillende militaire invallen om een einde te maken aan het bewind van Alva. Vanaf 1568 start hij een propagandacampagne met pamfletten, prenten en strijdliederen. Hieraan hebben we het Wilhelmus te danken. Dit is het begin van de Opstand waarbij Willem van Oranje ook gebruik gaat maken van geuzen. Pas als de geuzen op 1 april 1572 Brielle innemen, kan de Opstand op bredere steun rekenen.

De Oostpoort in Rotterdam

Rond 1570 is het stadsbestuur van Rotterdam nog erg Spaansgezind; in tegenstelling tot de Rotterdammers zelf. Ter beveiliging van haar handel en scheepvaart bindt de stad de strijd aan met de geuzen die op 1 april 1572 Brielle en op 7 april ook Delfshaven hebben ingenomen. Spaanse troepen trekken naar Rotterdam met als doel van daaruit Delfshaven te heroveren. Bij hun aankomst op 8 april houden beschonken Rotterdammers de Spanjaarden bij de Oostpoort tegen, zodat zij de nacht in het veld moeten doorbrengen.

De volgende dag, 9 april, worden groepjes getergde Spanjaarden in de stad toegelaten, maar uiteindelijk loopt de intocht van grote aantallen soldaten uit op gewelddadige schermutselingen waarbij op zijn minst veertig Rotterdammers de dood vinden.

Onder de Rotterdammers die daarbij worden vermoord, bevinden zich de stadsbestuurder Jan Jacobsz. Roos en de smid Swart Jan, die als eerste is gesneuveld bij de Oostpoort.

Pas op 25 juli, als geuzenaanvoerder Lumey vanuit Dordrecht de stad binnentrekt, erkent Rotterdam de prins van Oranje. Tegenwoordig herinneren de Burgemeester Roosstraat en de Zwartjanstraat in de wijk het Oude Noorden nog aan deze Spaanse terreur.

 

De bron is een prent van Frans Hogenberg uit omstreeks 1580. Spaanse troepen trekken onder leiding van de stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, de graaf van Bossu, Rotterdam binnen via de Oostpoort.

Herkomst

Maker

F. Hogenberg

Datering

01-01-1580 - 31-12-1585

Collectie

Prenten en tekeningen

Nummer

4080 _ 1973-4741

Link

https://hdl.handle.net/21.12133/1061E3DC2F0D44CEABB0A0D5F49A1C6B

Alle bronnen